woensdag 7 december 2011

Blauwe Boerboel

De laatste tijd verschijnen in bepaalde Boerboel bloedlijnen,(trouwens ook in andere rassen)
honden die een blauw-grijze of blauw-muisgrijze kleur hebben.
En hun aantal lijkt te stijgen. Waarom gaat het precies? Laten we de genetische aspecten
van dit nieuwe verschijnsel onderzoeken.
In de genetica zijn verschillende genen verantwoordelijk voor de vachtkleur van de hond.
Het gen dat ons in dit geval interesseert, wordt geïdentificeerd door de letter „D“.
Dit is de eerste letter van het Engelse woord “Dilution“.
Dit gen bestaat uit twee allelen : het dominante “D“ en het recessieve “d“.
De impact van “d” is slechts uiterlijk zichtbaar wanneer dit allel in tweevoud aanwezig is
en bijgevolg aanwezig moet zijn in elk van de twee ouders.
Met andere woorden, de paring van twee Boerboels, beiden dragers van het recessief allel “d”,
zal één of meerdere puppies geven die dit allel in tweevoud bezitten.
In aanwezigheid van het paar “dd“, verdunt het zwarte pigment, genaamd eumelanine, volledig.
Eumelanine zorgt voor de zwarte kleur van de huid, het haar en de iris van de hond.
De zwarte kleur van het masker en van het “zwart-gevlamd” (charbonné) verdunt zich
en gaat over naar “blauw-grijs“ (slate blue). Vandaar het woord “blauw“.
De neus, de voetzolen, het gehemelte en de omtrek van de ogen worden “blauw-zwart“.
De impact van „dd“ op de vaalrosse kleur (pheomelanine) vervaagt de kleur
en maakt de vacht minder glanzend (“flattening or dulling” in het Engels).

In overeenstemming met de tweede wet van Mendel, geeft de paring van twee fawn kleurige Boerboels
die elk één recessieve allel “d“ dragen, de volgende nestsamenstelling:

•      25% BB (Fawn) die geen allel “d“ bezitten;
•      50% BB (Fawn) die één allel “d“bezitten;
•      25% van “blauw-grijs“ die het allel “d“ in dubbele dosis bezitten.

Met andere woorden, de helft van de puppies of 2/3 van de Boerboels van dit nest zijn,
net zoals hun ouders, ook dragers van het recessieve allel “d“.
In enkelvoudige dosis kan dit recessieve allel zich gedurende enkele generaties onzichtbaar
verspreiden en plotseling opduiken tot grote verbazing van de fokker.
Volgens de wetten van Mendel, geeft de paring van twee „blauwe“ honden altijd “blauwe“ puppies.
Een onderzoek op Internet wijst op het bestaan van dit allel bij andere rassen
zoals de Duitse Herder, de Boxer, de Dobermann en de Duitse Dog.

Een genealogisch onderzoek lijkt noodzakelijk om de oorsprong van het inbrengen van dit
recessief allel te lokaliseren en om de “d” dragende bloedlijnen te identificeren.
Het is belangrijk om dit in kaart te brengen omdat de zogenaamde “blauwe” honden aanleg vertonen
voor bepaalde pathologische aandoeningen. Er zijn al enkele gevallen gemeld.
In andere rassen zijn ze zelfs goed gekend. Over welke aandoeningen gaat het?
Laat ons enkele aspecten bekijken.

De honden die drager zijn van "dd“ lijken vatbaar voor een vorm van haarverlies (alopecie).
“Color Dilution Alopecia“ (CDA) is de gebruikelijke geneeskundige term.
Het begin van de periode van haarverlies bevindt zich tussen de leeftijd van zes maanden
en drie jaar.
Het getroffen deel van de huid is over het algemeen schilferig en gevoelig voor
bacteriële besmettingen.
De oorzaak van deze ziekte is niet gekend.
Hoewel er een duidelijk verband bestaat tussen verdunde pigmentatie en haarverlies,
zijn er toch honden die eraan ontsnappen.
Bij de Dobermann bijvoorbeeld zijn 50 tot 80% van de honden met verdunde pigmentatie
ook getroffen door haarverlies.

De aanwezigheid van het allel “d“ in dubbele dosis is ook verantwoordelijk voor het verdunnen
van de iriskleur. Dat geeft aan het oog een “grijs-blauwe” tint die evolueert met de leeftijd,
of wazige ogen (smoky eyes).
Het oog is niet meer bruinachtig of donker.
Het blauwachtige oog is wellicht minder bestand tegen het licht en, ernstiger nog,
er zijn ook oogziektes gesignaleerd.  

Wat leert ons de geschiedenis? Een diepgaande studie van de historische teksten
maakt het mogelijk om een beroep te doen op de ervaring van onze voorgangers.
De genomen beslissingen in het verleden zijn leerrijk op dit gebied.
Om ons ras opnieuw samen te stellen (1990), na de bijna volledige uitroeiing
, organiseerde zich een groep Boerboelliefhebbers. Zij adviseerde om enkel die honden,
die strikt aan de vereisten van de rasstandaard voldeden, te erkennen als Boerboel.
Ze werden ook als dusdanig erkend indien ze een andere kleur hadden dan deze die werd aanvaard
voor de vroegere variëteiten, op voorwaarde dat deze kleur voorkomt in het gamma van de tinten.

“Hoewel ik voorstander ben om aan onze honden alle ruimte te geven
die toebehoort aan het autochtoon ras,
ben ik er radicaal tegen om kleuren toe te laten die men vroeger nooit in het land ontmoette.
In het land van herkomst waren er geen chocoladebruine Boerboels,
noch een blauw-muisgrijze of een zwarte met fel gevlamde kleuren
zoals de Dobermann of de Beauceron“.

“Blauw-grijs“ heeft nooit deel uitgemaakt van het genetische erfdeel van onze Boerboel.
Geen enkele oude rasstandaard heeft deze vachtkleur ooit vermeld.
De kleur van de ogen, wordt in elke rasstandaard beschreven als bruin, bij voorkeur donker.
Het ligt aan de ethische verantwoordelijkheidsgevoel van alle fokkers
om deze “verdunningsgenen met pathologische aanleg” uit de genetische pool van
onze Boerboels te verwijderen.
De voortreffelijke reputatie van gezondheid en kwaliteiten van de Boerboel
moet ongeschonden blijven. De naam “Boerboel“ is en blijft uitsluitend voorbehouden aan de
kortharige variëteit met de in de oude rasstandaard op genomen erkende kleuren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten