zondag 23 augustus 2009

Dit artikel is gepubliceerd in het blad De hondenwereld. Ik vond het erg interessant en leerzaam.

Nu moet ik wel zeggen dat dit artikel algemeen is, en dus niet specifiek op Boerboels betrekking heeft. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat het artikel helemaal niet van toepassing is op het fokken van Boerboels. Verder betreft het hier de zienswijze van de auteur, die dus zelf kiest hoe zij iets formuleert. Het vereist hier en daar wel wat basale kennis van genetica, maar ook als het je daar aan ontbreekt, staan er zeker interessante punten in.

De verschillen tussen incest/inteelt, lijnteelt, outcross/kruising en uitkruising in de praktijk

Populatiegenetici hechten grote waarde aan de stelling om zoveel mogelijk verschillende reuen te gebruiken, vanwege de genetische variëteit in een ras. Ook al beantwoorden de reuen in kwestie niet helemaal, of helemaal niet aan het ideale rasbeeld. Het ideale ras beeld is soms van ondergeschikt belang wanneer het om diversiteit gaat. Fokkers, die door middel van lijnteelt, een stam hebben opgebouwd, hechten grote waarde aan hun stam omdat zij het ras met al zijn hoedanigheden willen bewaren. Hun ervaring, kennis van het ras, gedrevenheid en bovenal de liefde voor hun honden is de reden waarom zij zich niet of nauwelijks willen onderwerpen aan de theorieën van populatiegenetici, noch aan fokprogramma's van verenigingen. Hoe men ook wil fokken, controversieel zal elke methode blijken en blijven. Het merendeel van de stamboeken uit de negentiende en twintigste eeuw, zijn reeds in het begin van de twintigste eeuw gesloten. Wanneer een stamboek is gesloten en er worden geen nieuwe honden meer toegelaten dan noemt men dit een gesloten populatie. Door het stamboek te sluiten wilde men het ras in zijn oorspronkelijke vorm bewaren. Bij een ras waarbij het VR, Voorlopig Register, nog is opengesteld, dus waar nog nieuw erfelijk materiaal kan instromen, spreekt men van een open populatie. Het is de vraag of het min of meer vroegtijdig sluiten van de stamboeken heeft geleid tot een goede opbouw van de rassen. Pas later is duidelijk geworden dat het vrij vroeg sluiten van de stamboeken, ook een keerzijde had, namelijk dat er veelvuldig en lang achtereen inteelt werd gepleegd. Soms werden, op verzoek van een vereniging aan de Raad van Beheer, ook weer stamboeken opengesteld zodat er nieuwe honden konden worden toegelaten tot de populatie.

Populatie: Een populatie is dus een grote of kleine groep, die slechts onderling kan paren. Een pan-mictische populatie is een populatie die oneindig groot is en waar de dieren zonder selectie (ad random) met elkaar paren. Als een populatie aan deze voorwaarden voldoet, is de populatie, volgens de wet van Hardyen Weinberg, in evenwicht. Niet alle wetenschappers zijn het met deze stelling eens omdat genfrequenties, ten gevolge van het handelen van de mens, kunnen verschuiven. Men kan hierbij denken aan het, zonder medeweten van anderen, inkruisen van een ander ras om een bepaalde eigenschap te verwerven of te verbeteren. Er zijn enkele grote rassen te noemen, zoals de Bouvier BeIge des Flandres of de Labrador Retriever die men groot noemt omdat ze talrijk zijn. In tegenstelling tot deze rassen noem ik twee kleine populaties zoals de Field Spaniel of de Wetterhoun, waarvan de laatste met name in Nederland gefokt wordt. Toch blijkt dat bijna alle rassen, qua fokkerij, lijken op een geringe populatie omdat er maar met een kleine groep gefokt wordt. Wanneer niet alle fokdieren uit een ras worden gebruikt en verdwijnen, noemt men dit drift. Daarom zijn ook de meest talrijke rassen niet in evenwicht omdat er een selectie optreedt, er drift plaatsvindt en er daardoor een vorm van inteelt plaatsvindt. Soms fokt men uit overtuiging als hierboven aangegeven en soms vindt deze manier van fokken onbewust plaats. In feite kan worden gesteld dat vanwege de gesloten populaties, inteelt in alle rassen op meer of minder grote schaal plaatsvindt.

Het fokken van rashonden: Het fokken van rashonden moet er altijd op gericht zijn om, niet alleen het ras op peil te houden, maar waar mogelijk, het ras te verbeteren. Verbeteren in deze zin betekent niet 'verfraaien'. Als richtsnoer moet de rasstandaard worden aangehouden, er van uitgaande dat er geen zaken in staan waardoor het welzijn van de hond niet wordt gewaarborgd. Behouden, dus niet veranderen. In Nederland wordt de rashondenfokkerij in hoofdzaak nog bedreven als liefhebberij, als hobby. Nu lijkt het of het woord hobby staat voor minder serieus. Zoiets als: och, het is maar een hobby. Nu, niets is minder waar. In een hobby legt iemand zijn hart. Soms nog meer dan in zijn werk, tenzij zijn hobby zijn werk is geworden en dat komt ook voor. Wanneer men fokt om geldelijk gewin, dan ontaardt de fokkerij over het algemeen in vermeerderen. Het fokken wordt gezien als een kunst. Een fokker als iemand die creëert .Dat is een van de redenen waarom een echte hobbyfokker zich niet zo gauw laat raden. Zeker niet wanneer de adviezen louter berusten op theorieën en men bovendien niet kan garanderen dat op de aanbevolen manier het ras zal verbeteren. Dat komt voornamelijk omdat wetenschappers met berekeningen altijd uitgaan van de wet van de grote getallen. Hierdoor kunnen onderzoeken, waaruit een vermeende veelvoorkomende afwijking moet blijken, slechts plaatsvinden wanneer men tenminste 800 dieren ter beschikking heeft. Deze getallen spreken de individuele fokker meestal niet aan. Moet men fokken in de vingers hebben om er iets moois van te maken? Ja en neen. Het in de vingers hebben alleen is in de huidige tijd, met de wetenschap van dit ogenblik niet meer voldoende. Er moet bij de fokker een gedegen kennis zijn over de populatie en in het bijzonder over de stam waaruit zijn teef komt. Vooralsnog wordt het meest gelet op het fenotype, dat is wat men aan de buitenkant ziet en in mindere mate op het genotype, datgene dat wel aanwezig kan zijn, maar de hond niet laat zien en in zijn genen verborgen ligt.Via de stamboom kan de fokker al iets te weten komen over de genetische achtergrond van zijn teef. Bijvoorbeeld in hoeverre zijn teef een inteelt, een lijnteelt of outcross product is. Dit geeft enigszins aan dat enige kynologische kennis van wezenlijk belang is voor de fokkerij. In dit verband wil ik graag wijzen op de cursussen KKI en KK2.Om er werkelijk achter te komen welke genetische eigenschappen aanwezig zijn bij een hond, is nauwkeurige bestudering van de nakomelingen een uitstekende bron van informatie. Een van de vuistregels in de fokkerij is: voor de fokkerij is alleen het beste goed genoeg.

Incest / inteelt: Incestparingen vinden plaats tussen vader en dochter, moeder en zoon, broer en zuster. Inteelt is het kruisen van honden, die meer aan elkaar verwant zijn dan de gemiddelde verwantschap van de gehele populatie. Hierbij kunt u denken aan halfbroer x halfzus.Deze beide vormen van paringen betekenen dat de variabiliteit in een stam wordt verkleind, Bij een incestparing tussen een volle broer en zuster, is het inteelt percentage 25%. De paring tussen een halfbroer / halfzus geeft een inteeltpercentage van 12,5%. Bij dit rekensommetje laat ik eventuele verwantschap van het voorgeslacht buiten beschouwing. De inteeltgraad komt derhalve overeen met de helft van de verwantschapsgraad van de partners. Er is een gradatieverschil tussen inteelt en incest. De pups die worden geboren uit dergelijke combinaties zullen in erfelijke aanleg minder verschillen dan de pups uit niet verwante ouders. Hoe meer een fokker inteelt, des te meer homozygote, fokzuivere honden hij in zijn stam krijgt met gewenste of ongewenste eigenschappen. Evenwel de kans op recessieve eigenschappen is hierdoor ook groter! Indien een fokker een snel resultaat wil zien voor een bepaalde eigenschap kan hij overgaan tot inteelt. Op hem rust de taak om uiterst goed te selecteren en dat is dikwijls een moeilijkheid. Hierbij laat ik de ethische kant even buiten beschouwing. Eigenlijk zou een fokker, die deze weg bewandelt, alle pups moeten aanhouden om te zien wat er uit groeit. Het woord inteelt roept bij veel aanstaande hondenbezitters, maar ook bij fokkers, een beangstigend spookbeeld op. Men noemt inteelt in één adem met zwakte, ongeschiktheid voor een training, angst of nervositeit. Dit kan natuurlijk het geval zijn, indien men blijft doorgaan met intelen en men bovendien vergeet te selecteren. Inteelt kan echter ook leiden tot voorspoedige groei, resistentie tegen bepaalde ziekten, moed, hardheid enzovoort. Het is maar net waar de fokker op selecteert. Door inteelt ontstaan, zoals wel eens wordt gedacht, geen nieuwe fouten, maar worden bestaande afwijkingen zichtbaar. Een ambitieuze fokker heeft dus de mogelijkheid om in zijn bloedlijn op een redelijk snelle manier voor bepaalde eigenschappen fokzuiver te krijgen. Alles hangt echter af van de keuze van de ouderdieren een strenge selectie. De fokker dient een grondige kennis van het ras en van zijn eigen honden te hebben. Voorzichtigheid is geboden. Om enig inzicht te geven waarvoor inteelt kan worden gebruikt het volgende:Stel dat een fokker in zijn nest een pup aantreft met een onderbeet, dan zijn de ouders, al hebben beiden een normaal scharend gebit, fokonzuiver, heterozygoot voor een scharend gebit. Deze eigenschap is recessief. De manier om te ontdekken -ik houd het voor de duidelijkheid bij één afwijking- of de overige pups uit de eerste generatie uit deze oudercombinatie fokzuiver of fokonzuiver zijn voor deze afwijking, is het doen van een proefparing met de broer of zuster met een onderbeet. Wanneer uit deze combinaties geen onderbijters komen, mag de fokker voorzichtig aannemen dat de nestbroers en nestzusters homozygoot zijn; dus vrij zijn van deze erfelijkheidsfactor. Wil de fokker absolute zekerheid dan moet hij wel drie paringen, zoals voornoemd, uitvoeren met dit proefexemplaar. Door op deze wijze te selecteren, verkrijgt de fokker fokzuiverheid, homozygotie, ten aanzien van de door hem gewenste eigenschap van een scharend gebit. Een minder prettige bijkomstigheid is dat ook de inferieure eigenschappen door deze paringen homozygoot worden. Er zullen echter maar weinig fokkers zijn die zich deze methode kunnen veroorloven. De doorsnee fokker kan meestal niet verder gaan dan één proefparing. Incest / inteelt is dus een methode om iets te weten te komen over het genotype van een hond. Het fenomeen doet zich voor dat incest / lijnteelt bij wilde dieren vaker voorkomt dan wellicht wordt gedacht. Hierbij denk ik aan kuddedieren waar één mannetje de hele kudde dekt en dit jaren achtereen doet. Dochters, kleindochters, zusters enzovoort, zonder dat zich hierdoor ernstige gevolgen voordoen voor het voortbestaan van het ras. Hoe dit komt? U kent het antwoord: een zeer strenge selectie, een natuurwet, zorgt dat de zwakke dieren worden uitgeschakeld en slechts de sterkste overblijven. Inteelt een wonder in de fokkerij? Door teleurstellingen geven veel fokkers hun experimenten met inteelt op voordat deze vruchten hebben afgeworpen. Hoe lang het duurt voordat een fokker resultaat ziet, is in hoge mate afhankelijk van de kwaliteit van de ouderdieren en van de selectie. Alle gewenste eigenschappen fokzuiver maken en alle ongewenste eigenschappen weg fokken is een utopie, ook met inteelt. Het is geen wondermethode. Wanneer men inteelt een lange tijd voortzet wordt het een riskante onderneming, die kan leiden tot bijvoorbeeld onvruchtbaarheid, kleinere nesten, optredende steriliteit en een hoger sterftecijfer bij de geboorte. Wanneer een stam of ras dergelijke kenmerken gaat vertonen, wordt dit inteeltdepressie of inteeltdegeneratie genoemd. Een fokker die zich inlaat met lijnteelt, zal zich een doel moeten stellen en lange termijnplannen moeten maken voor blijvend resultaat. Inteelt kan alleen dan goede vruchten afwerpen indien een gewetensvolle en een van zijn verantwoordelijkheid bewuste fokker, zich hiermee inlaat. Fokkers die het niet zo nauw nemen zouden zich niet bezig moeten houden met inteelt. Met de wetenschap van dit moment en dan doel ik op de fokwaardeschattingen, is inteelt niet meer het enige middel om een lijn, in een bestaand ras, op te zetten. Iets anders is het wanneer het om de herbouw of terugfok van een ras gaat. Er zijn dan nauwelijks honden beschikbaar om op hun fokwaarde te beoordelen. Het aantal honden dat nodig is om een ras weer op te bouwen is aanvankelijk te klein om normale fokmethoden toe te passen. In dit kader zijn er twee rassen te noemen die opnieuw zijn gefokt omdat er geen enkel exemplaar meer te vinden was. Terugfokken is dan onmogelijk. Men zoekt honden die op afbeeldingen van het verloren ras lijken en men begint aan de lange en moeilijke weg om het ras weer gestalte te geven. De Hollandse Smoushond en het Markiesje zijn hiervan recente voorbeelden. Voor het creëren en opbouwen van het Markiesje is overigens een iets andere weg bewandeld dan voor de Hollandse Smoushond.Omdat aan de basis van, onder andere, de Hollandse Smoushond zoveel verschillende honden zijn gebruikt, maakte ik eens een opmerking tegen één van de oprichters van de Club. Ik veronderstelde dat het ras wel gevrijwaard zou zijn van ziekten met zo'n immense genenpool, dus grote genetische variëteit. Ze sprak me direct tegen en zei: Wij hebben veel van alles en weinig van veel, waardoor selectie op bepaalde ziekten of afwijkingen nauwelijks mogelijk is. Dit is wellicht het beste antwoord op de vraag of intelen, in sommige gevallen, nuttig is of niet. Aan de fokkers de keus.Lijn- of lijnenteelt is het fokken met nauw verwante honden en dan wordt bijvoorbeeld bedoeld neven en nichten of het terugfokken op één of meerdere grootouders. Deze vorm van fokken wordt toegepast om de goede eigenschappen van een bijzonder verervende reu of teef zoveel mogelijk vast te leggen. Hierbij denk ik aan het vasthouden van type, jachtaanleg, goede beharing enzovoort. Dat ook bij lijnenteelt streng moet worden geselecteerd is van- zelfsprekend. Veel fokkers gaan over tot lijnteelt wanneer men een zogenaamde eigen bloedlijn wil opzetten. Sommige fokkers spreken al van een eigen lijn na een enkel nest. Zij bedoelen dan waarschijnlijk de honden die hun eigen kennelnaam dragen. Over een eigen lijn kan een fokker pas spreken wanneer hij zo'n zes generaties in dezelfde lijn fokt. Hij kan, om diversiteit te garanderen, hier en daar een uitstapje maken naar een aanverwante lijn of een lijn waarvan de helft genetisch materiaal uit zijn kennel en de andere helft materiaal bevat uit een kennel met een andere lijn. De beste fokkers ter wereld hebben hun bestand opgebouwd door middel van lijnenteelt en wellicht een tikje inteelt. Hoe kleiner de populatie des te meer een vorm van inteelt plaatsvindt, gewild of ongewild. Om op één eigenschap te fokken, zoals dat wel is en wordt gedaan, bijvoorbeeld bij jachthonden op jachteigenschappen, is altijd gevaarlijk. Vroeg of laat ontstaat er een depressie voor de andere eigenschappen die ook in de standaard staan. De hond, die hij volgens de standaard moet zijn, verwordt tot een nerveus of een uitgeblust creatuur.Evenals bij inteelt is bestudering van de nakomelingen van het grootste belang. De nakomelingen vertellen iets over de fokwaarde van de ouderdieren. Ook een grondige kennis van het ras is bij lijnenteelt erg belangrijk. Hierbij moet worden opgemerkt dat een fokker de standaard goed moet kennen en zich in ieder geval aan de geldende standaard moet houden die voor het overgrote deel is gericht op het welzijn van de hond. Een veel gehoord argument om inteelt of strakke lijnenteelt toe te passen is om bepaalde goede eigenschappen vast te leggen en zelden om er een slechte eigenschap uit te fokken. Dit wordt ook wel positieve selectie genoemd. Even terzijde, een vereniging die foknormen vaststelt en haar leden vertelt met welke honden om bepaalde redenen niet gefokt mag worden, selecteert in feite negatief om uit- eindelijk iets positiefs te bereiken. Denkt u hierbij aan de HD-norm bij verschillende rassen. )

Selectie: Hoe moeilijk het is om via de fokkerij verworvenheden of afwijkingen te selecteren, laat het volgende voorbeeld zien. Stel een dochter heeft de helft van de genen van haar vader geërfd. Men zou kunnen veronderstellen dat bij een kruising tussen vader en dochter de helft van de pups volledig het genetisch materiaal van de vader zouden erven. Is dit nu wel zo? De dochter krijgt wel de helft van het genetisch materiaal van de vader maar het is niet zeker welke helft, omdat bij de celdeling de genen willekeurig worden verdeeld. Bij de aanmaak van de geslachtscellen bij de dochter is het dus maar de vraag of er een eicel wordt uitgerust met exact de genen die oorspronkelijk van de vader afkomstig zijn. Dan is er nog een mogelijkheid en dat is de crossing-over (mutaties, zeker niet onbelangrijk, laat ik bij dit voorbeeld buiten beschouwing.) Het verschijnsel van crossing-over, komt regelmatig voor waardoor het genetisch materiaal van de vader eveneens wordt verdeeld over verschillende chromosomen. Bij dit voorbeeld is uitgegaan van een vader die vrijwel homozygoot is voor alle eigenschappen. Ook qua gezondheid en werkeigenschappen. Dit kan natuurlijk niet, maar het geeft slechts aan hoe ingewikkeld het is. Dan dringt zich in dit kader dus een nieuwe vraag op, namelijk welke helft van de heterozygote genen de vader heeft doorgegeven. Ook dit is niet bekend. U ziet dat het niet zo eenvoudig is als het lijkt. Ook lijnenteelt zit vol voetangels en klemmen en het is eigenlijk een wonder dat er zoveel gezonde dieren worden geboren.In de fokkerij moet een fokker altijd keuzes maken. Belangrijk is dat hij zó goed is geïnformeerd door de eigenaar van de reu dat hij precies weet welke keuzes hij maakt. Het heeft zeker voordelen om in een ras verschillende bloedlijnen te voeren. Komt er in een bepaalde lijn een afwijking voor, dan is niet meteen het gehele ras hiermee behept. Er zijn dan nog voldoende honden over om mee verder te gaan. Gebruikt men kris kras alle reuen en teven door elkaar (random mating), dan is de afwijking veel moeilijker uit te selecteren. Ik denk hierbij aan de afwijking PRA (Progressieve Retina Atrofie).Honden zijn geen wilde dieren. De fokker moet zelf selecteren en stelt meestal alles in het werk om ook een zwakkere pup in leven te houden, waardoor er van natuurlijke selectie geen sprake is. Steekt er in een ras opeens een afwijking de kop op die men reeds overwonnen dacht of nieuw is, dan krijgen fokkers het benauwd en overstelpen een bestuur van een rasvereniging met vragen, stellen maatregelen voor, eisen onderzoeken enzovoort. Door de enorme druk van de ontstane situatie bestaat de mogelijkheid dat een bestuur met de botte bijl gaat werken en het ras, door het nemen van te strenge maatregelen, bijna om zeep helpt. Na verloop van tijd is men dikwijls blij dat, buiten de vereniging, is doorgefokt met bepaalde honden, waardoor deze opnieuw kunnen instromen in de populatie.Er komt op dit moment veel informatie op fokkers af en bij tijd en wijle weten fokkers niet meer waar zij met de fokkerij nu goed aandoen of juist niet.

Op zoek naar de perfecte dekreu: Hoe moeilijk is het toch om de perfecte dekreu te vinden die de juiste blijkt te zijn voor een teef. Fokkers gaan naar tentoonstellingen, lezen verslagen in de clubbladen en benaderen fokkers die een bepaalde reu reeds hebben gebruikt. Men schroomt over het algemeen, vooral beginnende fokkers, om een jonge reu te gebruiken. Ik zal proberen om enige zaken voor u op een rijtje te zetten. Voor iemand die begint met de fokkerij en ook zijn steentje bij wil dragen aan het ras als geheel, is het een eerste vereiste om na te gaan welke dekreu het beste past bij zijn teef. Hiertoe is veel naslagwerk nodig. Wees nooit tevreden met: die kan ook nog wel. Het doel van een fokker kan niet hoog genoeg zijn, want het is al moeilijk genoeg om de middenmoot te bereiken en te behouden. Om hierboven uit te stijgen is over het algemeen een kwestie van jaren. Het uitpluizen van stambomen is een tijdrovend, maar soms ook fascinerend werk. Als (beginnend) fokker komt men opvallende zaken tegen en dikwijls vallen puzzelstukjes als vanzelf op hun plaats. Wanneer een fokker met een teef heeft gefokt, waarvan de nesten toch niet zijn zoals verwacht, schroom dan niet om een andere teef te kopen, liefst uit een kennel waar men grote ervaring heeft met fokken. Sentiment, zoals ik had zo graag een pup van mijn teefje gehad wat ik zo dikwijls hoor, is voor de fokkerij niet goed. Als het kan, prima, maar bij twijfel niet verder gaan, maar de teef met pensioen doen en overgaan tot de aanschaf van een nieuwe pup. Nadat men een pup heeft gekocht, moet men zich goed voorbereiden en verdiepen in de lijnen binnen het ras. Wees zeer selectief in de keuze van een reu. Wanneer de teef, die u heeft aangeschaft uit een lijngefokte stam komt, kunt u een zijstapje maken door een outcross-reu te gebruiken. Persoonlijk zou ik de eerste keer dat er wordt gefokt, kiezen voor een ervaren reu. Een reu waarvan de nakomelingen reeds bekend zijn, zodat u daar uw informatie kunt halen over de verervingskansen. De reu moet van bijzondere kwaliteit zijn, qua gezondheid en uiterlijk en uit een met zorg gefokte lijn komen. Dus geen reu die meest 'Goede' en een enkele keer 'Zeer Goede' nakomelingen geeft. U wilt immers hogerop??Dan is er op dit moment nog het fenomeen 'fokwaarde- schatting'. Een ervaren fokker werkt met dit gegeven reeds jaren, door middel van nakomelingenonderzoek dat hem kennis verschaft over de vererving van een bepaalde reu. Een beginnend fokker moet het hebben van 'overleveringen' en wat hij zelf signaleert. Een ervaren fokker fokt liever met een Zeer Goede reu uit een Uitmuntende en lijngefokte lijn, dan een Uitmuntende hond uit een Goede en outcross lijn. De verwachtingen, met deze Zeer Goede reu om een goed nest te fokken, vooropgesteld dat deze reu aan alle gestelde voorwaarden voldoet, worden op deze manier eerder gehonoreerd dan met de Uitmuntende reu, een toevalstreffer uit een outcross-combinatie. Het zou kunnen zijn dat men die ene fantastische vererver treft, maar dat is gelijk aan het zoeken naar een speld in de hooiberg. Stel dat u zo'n reu vindt, aarzel dan niet om hem meerdere malen te gebruiken. Een dergelijke reu wordt een echte matador.Er zijn ook fokkers die een goede reu aankopen, die qua lijn goed bij hun teven past, om zodoende geld uit te sparen. Zij gebruiken deze reu dan ook zoveel mogelijk of hij nou goed en gezond vererft of niet

Op een rij: Als fokker zet u eerst alle plus- en minpunten van uw teef op een rij wanneer deze bijvoorbeeld uit een lijngefokte stam komt en daarna uw verlangens. Wat heb ik, wat wil ik kwijt en wat wil ik behouden. Zoek een reu die uit een foklijn komt die bepaalde eigenschappen reeds een paar generaties goed door heeft gegeven. Dit kan een reu uit een andere lijn zijn, maar wel lijngefokt, die de door u zo bewonderde eigenschappen ook door kan geven. Men kan denken aan een prachtig hoofdtype, een goed bekken, een mooie prima vacht, prima werkeigenschappen enzovoort. De fokker kan na de tweede generatie zien of de reu die kwaliteiten die hij hem heeft toegedicht, heeft doorgegeven aan zijn nakomelingen zodat hij hierop kan doorborduren. Op deze manier kan hij met geduld, maar ook met een beetje geluk, ja, u leest het goed: geluk, weer teruggaan naar de lijn waar zijn teef uitkomt en verder gaan met zijn plannen. Alle goede en minder goede kwaliteiten van de pups moeten worden opgeschreven zodat u niets vergeet en u er bij de volgende combinaties rekening mee kunt houden. Een naslagwerk maken is van groot belang.

Alleen stamboomkennis?: Er zijn momenteel fokkers die combinaties uitzoeken door alleen naar stambomen te kijken en op hun computer allerlei combinaties te maken. Op zich kan dit geen kwaad, maar het is niet genoeg. U zult de dieren waar u mee fokt zelf moeten zien, op hun gedrag en wellicht op werkkwaliteiten moeten beoordelen. Wees hierbij kritisch en vraag de eigenaar van de reu naar alle mogelijke en onmogelijke zaken zodat u niet voor grote verrassingen komt te staan. Iemand die het met de waarheid niet zo nauw neemt, zal niet verheugd zijn en dan weet u meteen genoeg. Kijkt u ook op shows goed rond. Wanneer er meerdere honden uit één familie aanwezig zijn, maakt u dan met de eigenaren een praatje om meer aan de weet te komen. Over het algemeen krijgt u na verloop van tijd voorkeur voor een bepaalde lijn of kennel omdat de manier van werken en het type u het meeste aanspreekt. Gaat u vervolgens ook naar het huis waar de betreffende reu woont en bekijk hem in zijn vertrouwde omgeving. Probeer niet naar een reu te zoeken die in alles het tegenovergestelde van uw hond is. Er zullen in het nest misschien één of twee aardige pups bijzijn, maar de rest zal maar matig zijn. Kijkt u goed uit dat de reu van uw keuze niet toevallig dezelfde fout heeft als uw teef. U krijgt dan een verdubbeling van fouten en dit betekent achteruitgang in plaats van vooruitgang. Bedenk ook dat u niet alles in één keer kunt verbeteren. Een enkele keer komt het zelfs voor dat u helemaal opnieuw moet beginnen. Prent u de rasstandaard goed in uw hoofd, want deze moet te allen tijde het uitgangspunt zijn, alle lijnen of kennels ten spijt. Streef naar soundness en houd geen pup aan die dezelfde fout heeft als zijn vader of zijn moeder. Wees uitermate selectief in een keuze van de volgende pup. Als u twijfelt of er wel een mooie pup, die aan al uw verwachtingen voldoet, bij is, vraagt u dan raad aan een bevriende fokker of wacht een volgend nest af en probeer een andere reu.

Schoonheid of gezondheid: Laat bij uw keuze gezondheid altijd voor schoonheid gaan. Probeer erfelijk bepaalde afwijkingen zoveel mogelijk te vermijden. Informeer ook naar de vruchtbaarheid van de reu en de wil om te dekken. Let bij het aanhouden van een teefje op een voldoende breed bekken, zodat ze gemakkelijk kan baren.Het gangwerk is ook uitermate belangrijk en zegt veel over de bouw van de hond. Zeker bij een werkhondenras is de stuwing van de achterhand van doorslaggevende betekenis. Probeer al het goede vast te houden en het minder goede eruit te fokken. Ja, fokkers, ik weet het, er is zo ontzettend veel om op te letten, daarom is fokken ook een kwestie van lange adem. Aan het fokken van zomaar een nestje heeft noch een fokker noch het ras iets. Je houdt het ras hooguit qua aantal in stand. Fokken is een zeer serieuze zaak, vergeet u dat nooit. Het is immers niet mogelijk om alle pups aan te houden. Uw pupkopers moeten ook blij kunnen zijn met uw fokproducten! Misschien zijn de hoofdpunten uit de fokkerij wel in vijf woorden samen te vatten: gezondheid, type, werklust, massa en een sound totaalbeeld. Daarnaast kunt u nóg een lange lijst met wensen samenstellen.

Vertwijfeling als het niet meteen lukt: Wanneer u een goede combinatie hebt uitgedokterd en uit de nakomelingen blijkt dat de combinatie toch niet aan uw hooggestemde verwachtingen voldoet, denk dan niet meteen: dit is eens maar nooit weer.Als uw intenties goed waren, probeert u het dan nog een keer, maar dan met een andere reu. Laat u zich goed voorlichten. Iedere rechtgeaarde fokker zal u behulpzaam willen zijn en niet direct op reuen uit zijn eigen kennel wijzen, wanneer deze niet bij uw teef passen. Als een combinatie wel de gewenste nakomelingen geeft, denkt u wellicht dat u de combinatie moet herhalen. Vergeet dan niet dat een herhaling lang niet altijd dezelfde kwaliteit hoeft te hebben. U moet voor een herhaling goede redenen hebben. Er zijn immers ontelbare mogelijkheden waardoor het tweede nest anders kan zijn dan uw eerste nest. Bij herhaling krijgt u wellicht teveel van hetzelfde en loopt u op den duur vast. Wanneer u fokt om uw fokbestand voortdurend te verbeteren, dan kunt u vaak beter voor een nieuwe combinatie kiezen. Mogelijk zijn er ook broers van uw vorige reu die u kunt gebruiken. Het is dan wel dezelfde lijn, maar net een tikje anders. Kritisch blijven en uw voordeel doen met positieve kritiek Voor een fokker die goed met zijn honden en de fokkerij bezig is, is het hard werken geblazen. Hij moet zijn honden in topconditie houden voor het werk en/of de honden klaarmaken voor de show. Wanneer er werkkwaliteiten worden vereist, heeft hij ook nog zijn handen vol aan de training. Hij is nooit klaar met studeren, kritisch zijn en blijven is ook een punt. Bestudeer uw eigen honden en kijk of een eigenschap, die u niet wenselijk vindt is aangeboren, dan wel door een bepaalde situatie van buitenaf is ingeslopen of aangeleerd. Kijk ook goed naar de keurverslagen van, liefst, verschillende keurmeesters en leg de verslagen naast elkaar. Laat uw hond ook eens keuren door een allrounder. Wanneer u er niet uitkomt, spreek dan met andere fokkers; fokken kun je immers nooit alleen. Een andere mogelijkheid is om met verschillende fokkers een groepje te vormen en regelmatig over combinaties en nakomelingen te praten. Er is immers altijd wel iets te verbeteren. Dit alles hoort bij de hobby en is meer dan de moeite waard. Het is niet op voorhand de schuld van de reu als een combinatie niet het verwachte effect heeft. Alles hangt af van de combinatie reu en teef. Fokken, dus toch geen gokken?Nee, dat niet, honden zijn levende wezens, de genetische verscheidenheid is groot en iedere combinatie, in de lijn gefokt of outcross brengt risico's met zich mee. Het is voor iedere fokker een fascinerende uitdaging

Geen opmerkingen:

Een reactie posten